Responsive image

Schendingen van internationaal erkende...

Download de app voor meer functionaliteit.

Schendingen van internationaal erkende...

Schendingen van internationaal erkende doelstellingen en verbodsbepalingen die zijn opgenomen in milieuverdragen

1.Schending van de verplichting om de nodige maatregelen aan te nemen met betrekking tot het gebruik van biologische rijkdommen, teneinde nadelige gevolgen voor de biologische diversiteit te voorkomen of te beperken, overeenkomstig artikel 10, punt b), van het Verdrag inzake biologische diversiteit van 1992, en [rekening houdend met mogelijke amendementen na het VN-verdrag inzake biologische diversiteit van 2020], met inbegrip van de verplichtingen van het Protocol van Cartagena over de ontwikkeling, behandeling, het vervoer, gebruik, de overdracht en vrijgave van levende gemodificeerde organismen en van het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biodiversiteit van 12 oktober 2014;

2.schending van het verbod op de invoer of uitvoer van soorten die zijn opgenomen in een bijlage bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten (CITES) van 3 maart 1973 zonder vergunning, uit hoofde van de artikelen III, IV en V;

3.schending van het verbod op de vervaardiging van kwikhoudende producten uit hoofde van artikel 4, lid 1, en bijlage A, deel I, van het Verdrag van Minamata over kwik van 10 oktober 2013 (Verdrag van Minamata);

4.schending van het verbod op het gebruik van productieprocessen waarbij kwik en kwikverbindingen worden gebruikt in de zin van artikel 5, lid 2, en bijlage B, deel I, van het Verdrag van Minamata na de in het verdrag gespecificeerde datum van uitfasering voor de respectieve producten en processen;

5.schending van het verbod op de behandeling van kwikafval in strijd met de bepalingen van artikel 11, lid 3, van het Verdrag van Minamata;

6.schending van het verbod op de productie en het gebruik van chemische stoffen uit hoofde van artikel 3, lid 1, punt a) en punt i), en bijlage A van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen van 22 mei 2001, in de versie van Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 169 van 25 juni 2019, blz. 45);

7.schending van het verbod op de behandeling, inzameling, opslag en verwijdering van afval op een niet-milieuverantwoorde wijze overeenkomstig de vereisten die gelden in de toepasselijke jurisdictie in het kader van de bepalingen van artikel 6, lid 1, punt d), punt i) en punt ii), van het Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen;

8.schending van het verbod op de invoer van een chemische stof die is opgenomen in bijlage III bij het Verdrag inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (UNEP/FAO) (PIC-Verdrag), vastgesteld op 10 september 1998, zoals de invoerende partij die de Conventie heeft ondertekend, heeft aangegeven overeenkomstig de procedure voor voorafgaande geïnformeerde toestemming (Prior Informed Consent – PIC);

9.schending van het verbod op de productie en de consumptie van specifieke stoffen die de ozonlaag afbreken (te weten CFK’s, halonen, CTC, trichloorazijnzuur, BCM, MB, HBFK’s en HCFK’s) na de uitfasering ervan uit hoofde van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken bij dat verdrag;

10.schending van het verbod op de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen in de zin van artikel 1, lid 1, en andere afvalstoffen in de zin van artikel 1, lid 2, van het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan van 22 maart 1989 (het Verdrag van Bazel) en in de zin van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12 juli 2006, blz. 1) (Verordening (EG) nr. 1013/2006), zoals laatst gewijzigd door Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2174 van de Commissie van 19 oktober 2020 (PB L 433 van 22 december 2020, blz. 11)

(a)naar een partij die de invoer van deze gevaarlijke en andere afvalstoffen heeft verboden (artikel 4, lid 1, punt b), van het Verdrag van Bazel),

(b)naar een invoerende staat zoals gedefinieerd in artikel 2, nr. 11, van het Verdrag van Bazel die geen schriftelijke toestemming geeft voor de specifieke invoer, indien die staat van invoer de invoer van dergelijke gevaarlijke afvalstoffen niet heeft verboden (artikel 4, lid 1, punt c), van het Verdrag van Bazel),

(c)naar een partij die het Verdrag van Bazel niet heeft ondertekend (artikel 4, lid 5, van het Verdrag van Bazel),

(d)naar een invoerende staat indien die gevaarlijke afvalstoffen of andere afvalstoffen niet op een milieuverantwoorde wijze in die staat of elders kunnen worden beheerd (artikel 4, lid 8, zin 1, van het Verdrag van Bazel);

11.schending van het verbod op de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen uit landen die zijn opgenomen in bijlage VII bij het Verdrag van Bazel naar landen die niet zijn opgenomen in bijlage VII (artikel 4A van het Verdrag van Bazel, artikel 36 van Verordening (EG) nr. 1013/2006);

12.schending van het verbod op de invoer van gevaarlijke afvalstoffen en andere afvalstoffen vanuit partijen die het Verdrag van Bazel niet hebben ondertekend (artikel 4, lid 5, van het Verdrag van Bazel).

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.